Overslaan en naar de inhoud gaan

Hondenreis

Eindelijk is het dan zover. Maanden hebben we er naar uitgekeken. Nog twee nachten dan verzamelen op de camping in Tarifa. Iets meer dan twee weken zijn we onderweg. Het was niet een erg makkelijke tocht. Bij vertrek voor ons huis bleek de voorgaande nacht de verwarming van de camper te zijn uitgevallen en was daardoor alles wat met water te maken had stevig bevroren. Dat was een tegenvaller. Met een reset kreeg ik de verwarming weer op gang en na eindeloos gepruts draaide gelukkig de waterpomp ook weer zodat ik de  boiler, die via zijn veiligheid leeggelopen was, opnieuw kon vullen. Met bevroren afvoeren en een moeizaam startende motor en een flinke rookpluim achterlatend werden we uitgezwaaid.
De weersvoorspellingen hadden het voortdurend over vorst in het oosten waardoor ik Lief er met moeite van kon overtuigen dat het beter was om langs de kusten naar het zuiden te reizen. Lille haalden we die eerste dag nog net doordat we zo laat waren vertrokken. De afvoeren bleven bevroren maar gelukkig bleef de verwarming het doen. Water tappen ging ook.
Die nacht vroor het toch nog vier graden, ook zo dicht bij zee. We kregen het advies van een van de dochters om zo snel mogelijk naar het zuiden te rijden. Daarom vertrokken we vroeg en probeerden zoveel mogelijk kilometers te maken. Maar ja, ons oude campertje houdt er niet van om te jakkeren. Negentig of honderd kilometer per uur vindt ze wel genoeg. Daardoor waren we aan het einde van de dag nog lang niet in Spanje alwaar het warmer zou zijn. Ook was het het plan om vrienden in de buurt van Avignon te bezoeken, waarvoor we eigenlijk de kuststreken ver achter ons diende te laten en diagonaal richting het Rhône te rijden. Dat bezoek hebben we maar uitgesteld zodat we de derde dag al bijna bij de Pyreneeën geraakten. Die avond hebben we lang overlegd over de verdere route. Na lang wikken en wegen besloten we de Spaanse noordkust te volgen.
Dat werd een mooie tocht met redelijk zonnig weer en temperaturen boven het vriespunt. Na die dag sliepen we op een camperplaats in aanleg. We hoefden niet te betalen, dat was aardig.
Een dag later stonden we pal aan de kust met steile kliffen en een mooi strand dat goed te bereiken was bij laag water. Er stonden waarschuwingsborden die ons er dringend op wezen dat het getijde snel opkwam. Dus moesten we ons snel uit de voeten maken voordat het Oceaanwater ons de terugweg afsneed. Een klimpartij tegen de kliffen was echt geen optie maar wel de laatste mogelijkheid als we te laat de trappen naar boven zouden bereiken. Gelukkig waren wij, en veel dagjes mensen met ons, op tijd boven en keken we uit over de woeste branding die de kliffen al weer aanviel.
Plots besloot Lief dat ze graag Santiago de Compostella wilde bezoeken. Dus werd dat de volgende bestemming. Het regende flink en we hadden geen zin om het lage water af te wachten voor een leuke strandwandeling. Hoe Westelijker we kwamen regende het harder en nam het zicht zienderogen af. In een dichte mist bereikten we de camperplaats bij Santiago. We hadden de hele zondagmiddag nog over en gingen op pad naar de bushalte vanwaar er een bus naar de binnenstad reed. Een half uur stonden we als straatmadeliefjes in de regen langs de drukke weg. Onze bus die elke twintig minuten zou moeten langskomen hebben we nooit gezien. Terug op de camperplaats vertelde de uitbater dat hij ons gevraagd had of we vandaag of morgen naar de kathedraal wilden. Wij hadden gezegd dat we maandag zouden gaan. Omdat we van gedachten veranderden en toch op zondag gingen hadden we een andere halte moeten hebben. Eigen schuld dus. Al wat vaker hadden we problemen met de koudstartinrichting van onze bejaarde camper dus had ik de uitbater gevraagd naar een goede garage. Daar reden we de volgende ochtend heen en werden we vlot geholpen. Na veel administratief gedoe, een uur later en vijftig euro armer vertrokken we weer. De heren waren niet instaat geweest het euvel te verhelpen. Het kon verder geen kwaad, het was slechts een regelmatig klepperend relais waar ik me mateloos aan stoorde.
Het regende inmiddels zo hard dat Lief geen zin had om nog eens als straatmadelief langs de weg te staan. We lieten Santiago achter ons en koersten aan op de volgende kerkelijke bestemming. Na twee regenachtige dagen parkeerden we vlakbij de kapel van Fatima. Rondom niets dan lege parkeerplaatsen en her en der een camper. De zon brak door dus hadden we een leuke plek voor twee droge dagen.
Na een lange zonnige rit bereikten we een camperplaats vlak aan het strand niet ver vanaf de zeehaven Sines. We waren bepaald niet alleen. Het stond er vol met busjes en campers van surfers die de woeste branding bereden. Wij beperkte ons tot een strandwandeling en de volgende dag trokken we op tijd verder omdat er een stevige depressie naderde. We waren op weg naar een camping waar we wilden douchen en een was draaien. Onderweg werden we al flink gewassen en gedoucht door de woeste wind en striemende regen. Het was niet helemaal duidelijk of we nu reden of voeren. Op de camping aangekomen knapte het weer snel op en de zon liet zich de volgende morgen weer zien. We genoten van deze pitstop en wandelden over de kliffen van de zuidelijkste kust van Portugal.
De volgende bestemming was een Hippie dorp in zuid Portugal. We konden er rustig staan. Wel een beetje apart van de vaste bewoners die zich bezighielden met wat zweverig gedoe. Klankschalen en indianenrituelen waren niet van de lucht. De honden en kinderen liepen los. Dus onze viervoeter voelde zich ook helemaal thuis. De omgang met soortgenoten verliep vlekkeloos en dat is maar goed ook want de komende tweeënveertig dagen gaan we op trektocht met twintig campers en vierentwintig honden. En dat alles in Marokko. Maar eerst nog wat formaliteiten in Tarifa waarna we de groep zullen treffen op een camping in die buurt. Zondag, dan is het eindelijk zover dat we met zijn allen scheep gaan en oversteken naar Afrika.
We hadden in Nederland met behulp van Google map een parkeerplaats in Tarifa gevonden die slechts vijfhonderd meter vanaf de dierenartsenpraktijk lag. Daar moesten we nog even langs om een laatste papiertje te bemachtigen. De arts diende een gezondheids-verklaring op te stellen met de datum van de komende zondag zevenentwintig januari. Dat papiertje was nodig om de Marokkanen er van te overtuigen dat wij met gezonde dieren het land binnen kwamen. Alles verliep voorspoedig. De arts sprak nog beter Engels dan wij deden. Ze maakte ons duidelijk dat we niet alleen die gezondheidsverklaring nodig hadden maar ook nog een zogenaamd PIF formulier. De reisbegeleiding had het er op watsapp al over gehad en vond dat en overbodige toevoeging. Ook zijzelf lieten het bij die ene gezondheidsverklaring. Zodoende bedankte wij ook voor dat PIF geval. De arts ging ons vervolgens uitleggen dat we die ook niet konden krijgen omdat de bloedtesten van de dieren niet geldig waren. Er had tussen de laatste rabiës inenting en de afname van bloed minstens dertig dagen moeten zitten. Bij ons waren dat er slechts tweeëntwintig. Wij waren het er natuurlijk niet mee eens. Onze dierenarts in Nederland wist heus wel hoe het hoorde en hij had ons geadviseerd. Trouwens, de reisleiding had onze papieren uitvoerig gecontroleerd tijdens het kennismakingsweekend. Alles was prima in orde bevonden. De arts hield voet bij stuk en probeerde ons er van te overtuigen dat de kans groot was dat we Marokko niet inkwamen en, als we later in maart zouden terugkeren, we Europa zeker niet met de dieren binnen konden komen. Wij waren stomverbaasd en ik belde terstond de reisleiding. Zij verklaarde dat het allemaal onzin was, niets aan de hand. Er werd amper gecontroleerd. Maak je geen zorgen. Zodoende kozen wij alleen voor de gezondheidsverklaring en maakten ons verder geen zorgen. Vlug met kat en hond naar de camper want we wilden nog wat van Tarifa zien voor we morgen de groep gingen treffen op de nabijgelegen camping. Want dan begon onze spannende reis pas echt.
Op die camping troffen we inderdaad alle groepsleden. Een groot aantal was er al dagen. Wij kwamen als laatste binnen. Al snel kletsten we gezellig met diverse buren. Een van hen vroeg naar onze kleine panne waarover we onderweg bericht hadden. Voor ik het goed en wel in de gaten had stond de motorkap open en werd er driftig gesleuteld. Na een paar uur moest ook deze zeer kundige monteur de handdoek in de ring werpen. Hij kon het geklepper van het koudstartrelais niet laten stoppen. We maakten ons er verder niet meer druk over, sloten aan bij de welkoms borrel en bereidde ons voor op het gezamenlijke diner.
Die vond plaats aan de overkant van de weg. Als groep staken we over en gingen zitten aan twee lange tafels. We kletsten er vrolijk op los. Spraken over de volgende ochtend . We moesten vroeg op om om een uur of acht op de haven klaar te staan voor het inschepen. Het was zeer gezellig. Na een poosje vernamen wij dat iedereen inmiddels over een PIF verklaring beschikte. Behalve wij en nog twee reisgenoten. Er werd wat luchtig over gedaan. Ook de reisleiding was voorzien van een dergelijk document. Dat verbaasde mij nogal. Was er niet gezegd dat het allemaal onzin was en dat zij en ook anderen er niet in geintereseerd waren? Wij begonnen ons af te vragen of we het wel goed voor elkaar hadden. Een laatste deel van de groep kwam aan tafel. Zij waren naar de vertrekhaven geweest om die PIF documenten op te halen. Ik begon me steeds meer zorgen te maken. Een van de laatkomers nam plaats tegenover ons. Ik vroeg of ik dat PIF geval even mocht zien. Ik zou haast zeggen mijn bek viel open van verbazing, maar zoiets mag je niet opschrijven. Het document bestond uit vier vellen duur uitziend papier met indrukwekkende teksten en vol met stempels. Het zag er uit alsof zij juist een grote villa hadden aangeschaft. Dat was niet het onzin A-viertje dat wij in gedachten hadden. We keken elkaar aan en ik zag dat lief ook wat bleekjes om de neus geworden was. Hoe moest dit morgen goed komen, en nog belangrijker, hoe kregen wij onze dieren mee terug Europa in? De bom sloeg in, we waren het helemaal eens. Dit ging niet goed. Wij zouden morgen niet aan boord gaan. Voor ons geen Marokko. Het feest was afgelopen!
Nog even probeerden tafelgenoten ons over te halen, het zou vast mee vallen. Misschien was er nog een andere oplossing mogelijk. De reisleiding sprak ik er ook op aan. Wederom vertelden zij dat het allemaal flauwekul was. Overbodige papiertjes. Op mijn vraag waarom zij voorzien waren van die PIF formulieren kreeg ik het flauwe antwoord dat zij als groepsbegeleiding toch het goede voorbeeld dienden te geven. Dat vond ik nou flauwekul. Bedankt voor jullie geweldige steun, fijn dat jullie gezorgd hebben dat het allemaal goed kwam. Rot op, dacht ik stiekem, en met een droevig hart gingen we naar de camper, kropen verdrietig in bed. Wij hoefden morgen niet vroeg op.

De volgende ochtend, na een nacht vol slapeloos gepieker vertrokken wij stilletjes van de camping en begonnen aan een lange terugtocht naar Nederland. We waren het er roerend over eens dat het een rotstreek was. We voelden ons flink belazerd. Wat is het toch een waardeloze reisorganisatie die NKC. Maar ach, wat had mopperen voor zin. We moesten omschakelen, een ander  soort reis gaan maken. Gewoon, heel rustig aan naar Nederland. Er een maand of langer over doen, genieten van het Spaanse weer. Lief vond een heel leuke camperplaats wat dieper het land in. Tussen steile rotsen en wat bergen. In de verte een spierwit stadje klevend aan de bergwand. We likten onze wonden, wandelden omhoog en omlaag. Genoten van het uitzicht, de zonsondergang en de talrijke gieren die zwevend wachten tot wij in dode prooien veranderden. Dat ging niet gebeuren, we rechtten onze rug, lachten naar de lucht en dachten niet langer aan Marokko. Nou ja, stiekem nog een beetje, maar dat ging ook gauw genoeg over.
De dag erop bleven we staan, het was bewolkt. Dapper gingen we op zoek naar een manier waardoor wij toch achter de groep aan konden reizen. Mijn eerste telefoontje was naar onze Nederlandse dierenarts. Hoe zit dat nu met die dertig dagen, was dat echt zo? We zouden later teruggebeld worden. Het volgende zou de NKC worden. Die sliepen bij hoge uitzondering uit tot tien uur. Het internet moest dan maar even uitkomst bieden. We vonden een organisatie die de NVWA heet. Zij hadden alle kennis over reizen naar het buitenland. Een nummer gezocht en gebeld. Of we even een foto van de papieren konden sturen, werd gevraagd. Zo gedaan en er spoed boven gezet. Binnen het uur hadden we de tegenvallende uitslag. Ja, die dertig dagen klopten. Toch wilden we de NKC aanspreken op hun verantwoordelijkheid als organisator van de reis. Ze wisten nog nergens van. Het ach en wee was niet van de lucht, men was erg begaan met ons lot. We zouden ook door hun worden teruggebeld.
Na veel geduld en besef van de uitzichtloosheid verwachtten we echt geen wonderen meer. Marokko was voor ons van de baan. Uiteindelijk belde de NKC terug en bood ons nog maar eens duizend keer excuus aan en vond het voor ons zo verschrikkelijk enz enz….. Uit zichzelf kwamen ze met het aanbod om onze de reissom terug te betalen maar dan wel verminderd met de gemaakte kosten voor het kennismakingsweekend en de camping in Tarifa. Wat een kruidenierspolitiek dacht ik meteen. Maar beter iets dan niets. Even later kwam de dierenarts aan de telefoon. Het werd een lang gesprek. Hij bleef volhouden dat hij gelijk had en ik verwees hem naar het NVWA. Uiteindelijk bood ook hij aan de gemaakte kosten te vergoeden. Zo, dat was binnen, en nu de wandelschoenen aan en beginnen aan onze fijne tocht door Spanje.

We verlieten het lekkere plekje en toerden door een prachtig berglandschap. Over bergruggen en diepe dalen ging het. Het ene uitzicht was nog spectaculairder dan het volgende. We genoten volop. Ha, dat hebben ze in Marokko vast niet. Lief had opnieuw een leuke camperplaats gevonden en voor we goed en wel stonden hadden we de wandelschoenen alweer aan. Op de kaart zag ik het begin van een wandelroute. Dat bleek een goed begin aan een fantastische tocht langs een kloof. Het pad daalde en plots zwierven we door de kloof die niet breder dan een meter of zes was. Ineens stonden we voor een voormalige grotwoning. Het rook er in onze verbeelding nog naar oermensen. De kloof werd steeds ruiger en het pad slechter begaanbaar. Lief gleed uit en lande pijnlijk op haar stuitje. Gelukkig niets gebroken. Verder trokken we. Omhoog of omlaag. Het pad was amper te belopen. De jungle sloot ons langzaam in. En natuurlijk hield het pad op een gegeven moment op aan de rand van een riviertje. Dat werd natte voeten tenzij we een alternatief vonden. Via een steile klim worstelen we ons uit de kloof. Eindelijk weer vrij zicht. Na wat zoeken vonden we de weg naar de camper waar we doodmoe neervielen. Dat is pas reizen.

Op de laatste dag van de maand reden we in de richting van Malaga. We belandden op de camperplaats in Coin. Dat leek best een leuk plekje. Water was er gratis verkrijgbaar en de wc en het vuile water kon er prima worden afgevoerd. Toevallig vertrok er iemand waardoor er voor ons een plekje vrijkwam. Er ontstond een soort stoelendans van campers. Als er eentje uit de rij van zeven vertrok dook er meteen een ander op diens plaats. Twee Hollandse camper stonden op straat te loeren naar een eventueel leeg te komen plaats. Onze buurman aan de linker kant vertrok en een andere Hollander was de twee loerende te snel af. Hij lande naast ons met een fraaie Concorde. Door ons zijraam zag ik hem uitstappen en meteen zijn deur op slot doen. Sluit hij nu zijn partner op dacht ik meteen. Nee hij ging zijn wc cassette legen en werd op weg naar de stortplaats wat geïrriteerd aangesproken door de loerende Hollanders. Onze buurman haalde slechts zijn schouders op, het werd geen handgemeen. Teruggekomen stapte hij weer in zijn camper en bleef even uit zicht. Opnieuw zag ik hem uitstappen en deed wederom zijn deur direct op slot. Kwassie onverschillig slenterde ik om onze camper heen en groette de buurman. Voor ik het wist, vroeg ik of hij helemaal in zijn eentje in die joekel van een camper woonde. Hij bevestigde dat vermoeden van mij. Lief was me gevolg en stond ook met grote ogen naar het glimmende gevaarte te kijken. Zij, ook nogal onverwacht, vroeg of ze even binnen mocht kijken. De buurman opende met grijnzend gezicht trots de deur. Lief stapte in en keek bewonderend rond. Ik dacht geschrokken dat zij nu ook zo een joekel wilde aanschaffen. Dat betekende dat mijn rijbewijs uitgebreid moest worden. Gelukkig ontkende lief dat verlangen. De andere Hollanders kwamen er bij. Aan onze andere kant kwam een plekje vrij. Daar schoot er een van hen meteen in. Nu nummer twee nog. De buurman van dat enorme joekel werd bijna gesommeerd een beetje op te schuiven zodat nummer twee er naast kon. Er werd wat heen en weer gekletst en onze aardige buurman deed wat ze vroegen. Zodoende waren de zeven plaatsen bezet door vier Hollanders op rij. De hele dag bleven campers langskomen. Helaas voor hen kwamen er geen nieuwe plaatsen vrij. Ik ging Isabel Jansen, onze hond, uitlaten en zwierf wat door de omgeving. We hadden reverenties over de camperplaats gelezen, er werd gewag gemaakt van de nette gemeente die alles zo goed onderhield en gratis voor prima water en afvoer zorgde. Ik ontdekte dat de omgeving was bezaaid met afval van de ergste soort. Zelfs uitgebrande auto’s ontbraken niet. En er was geen stukje groen te bekennen waar een hond even ongestoord kon poepen. Morgen als de donder ergens anders heen.

Die andere plek vonden we niet zoals gebruikelijk. Met onze geavanceerde navigatie apparatuur weten we altijd exact op de plek te komen die we van te voren aangeven. Dat gaat door middel van lengte en breedte graden. Heel nauwkeurig allemaal. Die bestemming vinden we in een app op de telefoon. Daarin kunnen we lezen wat er zoal beschikbaar is op de gekozen camperplaats. Ook schrijven collega camperaars er reviews in. Die geven je ook een globale indruk van wat je kunt verwachten. Deze keer ging alles anders. Of het nu lag aan de verkeerd opgegeven coördinaten of aan mij omdat ik ze niet goed ingevoerd had, ik weet het niet. We kwamen niet op een camperplaats terecht maar midden in olijfboomgaarden. We hadden al een vermoeden gekregen dat het niet helemaal klopte. We reden al een tijdje op nagenoeg onverharde landwegen. En de omgeving leek ook niet helemaal op de omschrijving in de app. Volgens de navigatie was de camperplaatst bereikt en stonden we ergens in het zogenaamde middel of niks niet. De app geopend op de telefoon bracht uitkomst. We zaten helemaal verkeerd. Wel was er niet ver van onze locatie een andere camperplaats beschikbaar. Dan reden we daar maar heen. Die plaats vonden we snel. Het was een ruime mooi aangelegde parkeerplaats met enkele plekken uitsluitend voor campers. Na het gebruikelijke heen en weer gedoe van mij stonden we op een fijn plekje. Volgens lief heb ik de gewoonte om na aankomst op een camperplaats de camper minimaal nog drie keer te verzetten voor ik tevreden ben. Ze zal wel gelijk hebben, per slot van rekening zit ze altijd naast me. De plek was dus prima en ik kon meteen lekker met de hond aan de wandel. Lief wilde ook even pinnen. Ook dat vind je tegenwoordig makkelijk in de telefoon. Toen ze terugkwam van de pinautomaat vertelde ze dat we per ongeluk in een heel leuk stadje terechtgekomen waren. Ze wilde me dat laten zien en ik wilde graag eerst nog een stukje wandelen. Zodoende liepen we een stuk en daarna door het stadje terug naar de camper. We waren erg onder de indruk van het fraaie geheel. Pleinen waren opgesmukt met prachtige bomen en planten. Er tussen stonden fraaie sculpturen. Een lange brede met bomen omzoomde laan liep van het stadshart in een rechte lijn tot aan de rand van de stad. Alles even schoon en opgepoetst. Nergens vuilnis of uitgebrande auto's. Een groter verschil met gister was niet mogelijk. Morgen gaan we opzoek naar die plek waar we eigenlijk naar toe wilden. Hopelijk is het er net zo mooi als hier.

De bestemming van die dag lag niet ver weg. We hadden gisteren er net zo goed naar toe kunnen rijden maar dan hadden we het schone stadje gemist. En vandaag de fraaie rit tussen uitgestrekte olijfgaarden met in de verte bergruggen gescheiden door nevelige dalen. Een schitterend coulissen landschap. Vast niet met een camera vast te leggen. Een goede artiest zou het waarschijnlijk met moeite zo op het doek krijgen.

Het is inmiddels een viertal dagen verder. Na de rit tussen de olijfvelden kwamen we op een parking terecht die officieel op de kaart als camperplaats wordt aangeduid. Dat hadden wij niet alleen gezien. Er stonden her en der verspreid misschien wel vijftien campers. Voor ons was er ook nog een prima plekje. We keken uit op de stad Antequera. De parking bestond uit drie delen en lag hoger dan de stad. Midden in de stad lag op een hoog rotsplateau de voormalige Moorse vesting Alcazar. Daar moesten wij natuurlijk meer van weten en een bezoek stond meteen op het programma van de volgende dag. Het restant van de dag van aankomst besteedden we aan wat korte verkenningstochtjes en luieren in de zon.
Al op tijd vertrokken we in de ochtend naar de stad beneden ons en zochten naar de ingang van het fort dat we die dag zouden innemen. We werden in een kassa hokje vrolijk ontvangen door een dame die ons voorzag van toegangsbewijs en een apparaat waarmee we de uitleg over de vesting konden beluisteren. Het was een leerzaam verhaal over lang vervlogen tijden en bloedige strijd. Een katholieke veldheer wist na een langdurig beleg de vesting op de Moren te veroveren. Het verhaal had wel iets van het beleg rond Leiden waarvan we allen de uitkomst kennen. Van de Moren wonnen de Spanjaarden dus wel.
De volgende dag begon met prachtige zon zodat de koude van de nacht snel werd verdreven. We gingen wandelen op de tegenover de parkeerplaats gelegen berg. Gewapend met stok en wandelschoenen liepen we moeizaam tegen een steile weg op. Telkens als we dachten op de top te zijn was er weer een volgend stuk dat ons verder omhoog voerde. Alles even stijl en haast onbegaanbaar door de losse stenen en rotsen. Maar de aanhouder won nu ook weer en we streken uitgeput op de top neer. Vanaf daar, na een rustperiode, volgden we diverse paadjes door het dennenbos. Uiteindelijk werd het tijd om af te dalen en een weg terug naar de camper te vinden. Dat viel niet mee. Naar boven bleek een makkie vergeleken bij de klimpartij over stenige smalle paadjes naar beneden. We hoopten maar dat we niet tegen een hoog hek zouden belandden waardoor we gedwongen zouden zijn weer naar boven te klimmen. Het ging goed, we kwamen uit op de autoweg naar de camperplaats. Langs die drukke weg liep het niet erg aangenaam  maar we schoten wel lekker. Bezweet ploften we neer in de camper.
Lief had gisteren tijdens de klauterpartij over de berg een beetje veel gemopperd en deze dag ging ze echt niet nog een keer mee naar boven. We besloten om een tocht door de stad te maken waarbij we de berg met erop het Moorse fort steeds op ruime afstand links van ons te hielden. Zodoende kregen we een aardig beeld van de stad en scoorden we onderweg brood, groente en fruit. De daarop volgende middag bleef Lief de camper bewaken terwijl ik met Isabel nog een avontuurlijke tocht over de berg gingen maken. Moe en voldaan keerde we terug. De volgende dag gingen we weer eens een andere omgeving opzoeken.

De navigatie wees de weg. Prima ding, maar soms kiest het vreemde wegen. Deze keer werd het wel heel apart. We werden de berg af geleid en belandde in de smalle straatjes van de stad waar we gister liepen. Dan opeens het niet inrijden bord omdat het een eenrichtingsweg was. Overal geparkeerde auto’s en slechts minimale ruimte om te passeren. We worstelden ons door de stad. Uiteindelijk werden de wegen breder en lieten we de stad achter ons. Tussen olijfgaarden zoefden we naar onze volgende bestemming. Dat was een camperplaats in de stad Loja. Onderweg nog even een snelle stop bij de Lidl, bijna de enige supermarkt waar Lief haar inkopen wil doen. Alles was weer vlot aan boord en even later reden we de camperplaats op. Het was een super gelikte plek. Alles verdeeld in gelijke vakjes en er kon afvalwater geloosd worden. Het geheel was ingeklemd tussen een sporthal en de rivierdijk. Al snel waren alle plaatsen van een camper voorzien. De een nog groter en luxer dan de ander. We vielen misschien een beetje uit de toon. Maar ik ben blij dat wij niet zo’n grote bak hebben. Ik geniet volop van onze bijzondere Hobby. Vervolgens een stukje wandelen langs de rivier, waar zowaar nog wat water in stroomde, was de enige optie. De hele middag zaten we op onze stoeltjes in de zon. Rondom deed iedereen het zelfde. De zon maakte overuren en bakte ons allen bruin.

We zouden nog een dag blijven maar vroeg in de ochtend veranderde we van gedachten. De zon was verdwenen achter dichte mist. Op mijn telefoon vond ik een plekje, wat dichter bij de kust, dat me wel wat leek. Na een vlug ontbijt vertrokken we. De route liep dwars door de bergen en ik was benieuwd wanneer de zonnebril op moest. Hoger en hoger klommen we langs een smalle kronkelweg. En jawel hoor, bovengekomen brak de zon door en keken we uit over het achtergelegen dal dat in de wolken verscholen lag. We leken in een vliegtuig te zitten. Net zolang gestegen tot we uit de wolken braken. We reden het volgende dal in dat niet door wolken verzwolgen was. De weg kronkelde de steile helling af. Ik voelde me helemaal in mijn nopjes. Dit soort wegen ben ik gek op. Die had ik veel liever dan de recht toe recht aan snelwegen. Het landschap was schitterend. Niet veel verder bereikten we het stadje Alhama de Granada. Daar reden we door en parkeerden voor de koffie langs de weg net boven het stadje. Nieuwsgierig zocht ik op internet naar de geschiedenis van het stadje. Het bleek door de eeuwen heen een pleisterplaats te zijn geweest voor reizigers van noord naar zuid of viseversa. De Mooren hadden de stad zijn naam gegeven. Ze refereerden aan de warme bronnen die er gevonden waren. Daar overheen bouwden zij badhuizen, de zogenaamde Hammans. Na de koffie trokken we verder. Na elke bocht verwachte ik een groep Mooren te paard te ontmoeten. Ze lieten zich helaas niet zien. De weg klom heerlijk kronkelend tegen de volgende bergrug op. Ons karretje vermaakte zich evengoed als ik. Wat een prima motor zit er  toch onder de kap. Boven bleek zich een hoogvlakte te bevinden waar boeren allerhande groenten verbouwen. Dat was weer eens iets heel anders dan al die droge dorre boel. Dichter en dichter kwamen we bij de Middellandse zeekust. De weg daalde flink en de motor had een makkie. Vlak langs de kust reden we naar het oosten op een brede snelweg. Dat was andere koek. Gelukkig hoefden we niet ver meer. Al gauw sloegen we af en reden opnieuw over een kronkelende weg bergopwaarts. Dat was beter. Helaas waren we bijna op onze bestemming en na een steile duik, met een gillende Lief naast me, landden we op de camperplaats. In eerste instantie vond ik het maar niks. Het was een plein met rondom hoge hellingen. Tot ik een leuk wandelpad ontdekte. Dat moest natuurlijk worden onderzocht. Na het eten liep ik het pad helemaal af. Het hield beneden bij een smal riviertje op. Dat betekende wel dat ik de zelfde weg naar de camper moest, maar nu omhoog. Het was een zware klim. Morgen doe ik het niet nog en keer.

Het werd hoog tijd voor de wasserette. Aanvankelijk zouden we een camping iets dichter naar de kust gaan bezetten en daar de was doen. De weersverwachting was niet zo gunstig. Er werd veel regen voorspeld voor het gebied waar we verbleven. Lief stelde voor flink oostwaarts te rijden en zo de regen te ontwijken. Volgens de weerkaarten zou het in Almeria redelijk droog blijven. We daalden de berg af en al snel reden we op de snelweg langs de kust. Niet erg enerverend dus. Maar ja, het schoot lekker op. We moesten bijna tweehonderd kilometer oostwaarts, dus waren kleine weggetjes geen optie. De bergen reikten tot in zee waardoor we menig tunnel tegen kwamen. Het ietwat vlakkere deel tussen de bergen aan de kust was volledig bedekt met plastic daken van kwekerijen. Een onafzienbare vlakte van plastic. Wat afschuwelijk lelijk. Na de volgende tunnel herhaalde dit beeld zich. Een plastic woestenij. Dat kan toch niet erg goed voor ons milieu zijn. Het werd tijd voor koffie. We sloegen af naar een Cepsa benzinepomp. Daar konden we mooi gebruikmaken van de voorzieningen voor campers. Er stond ook een gebouwtje met wasmachines. Daar sprintte ik meteen op af. Prima machines en drogers. Vlug de was bijeen gegraaid en in een grote machine gepropt. Vervolgens euro's in de automaat gestopt. De een na de ander spuugde dat ding weer uit. Verdorie, onze euro’s zijn toch de zelfde als de Spaanse. Ik begon de borden op de muur te inspecteren. Spaans lezen en praten kan ik niet maar gelukkig stond er ook uitleg in het Engels onder. Ik diende munten in de shop van het tankstation te kopen. Dat deed ik dus maar vlug. Trots kwam ik met de benodigde munten terug en voor ik het gebouwtje binnen ging las ik op de deur dat munten voor de machine in de shop verkrijgbaar waren. Even te haastig geweest en over het hoofd gezien. Terwijl de was draaide dronken we koffie. Alles kwam prima voor elkaar. Vol schone was en koffie trokken we verder. Na een uur sloegen we af naar een vlak stuk aan zee. Daar zou een camperplaats zijn. Het was vlak bij Almeria op een brede landtong. Ook hier de onafzienbare plastic woestijn dus begon die bestemming me al tegen te staan. Na menige verkeersdrempel en rotonde, zelfs een vierkante, kwamen we bij die plek. De campers stonden daar dicht opeen gepakt met slechts een halve meter er tussen. Daar knapte ik helemaal van af. We waren van een plastic in een camper woestijn beland. Dan ging ik liever naar de haven van Almeria waar je lekker kunt staan op de havenpier zonder buren op twintig centimeter. We wisten precies waar het was. We stonden er twee jaar geleden al en bezochten de Moorse vesting en stad. Toen reden we per ongeluk het havengebied in alsof we een veerboot gingen nemen. Nu reden we in een keer goed en stonden op de vertrouwde plek met slechts hier en daar een camper.

We werden wakker onder een bewolkte hemel na een nacht in de hevig schuddende camper. Het was de avond na aankomst gaan waaien. Gedurende de nacht nam de wind stormkracht aan. Nu en dan schrokken we wakker van de hevige windstoten. Toen we opstonden ontdekte lief dat we bijna ons wc raampje kwijt waren. Dat staat, als we stilstaan meestal open, nu rukte de wind het bijna van de camper af. Gelukkig kwam ze er op tijd achter want dat raampje was niet zomaar te vervangen. De hele dag bleef de wind loeien. Toch vertrok er af en toe een veerboot of kwam er eentje binnen. Die passagiers hadden vast geen rustig reisje gehad. Aan het eind van de middag begon het te regenen. Die waren we toch niet helemaal ontlopen. De tweede nacht brachten we ook schuddend door. De wind ging hevig te keer en het regende woestijnzand. We stonden nu iets dichter bij het einde van de pier omdat gistermiddag een halvegare camperaar zijn wagen op nog geen halve meter naast ons neer zette. En dat op een bijna lege parkeerplaats. Maar nu had de wind nog meer grip op de camper en schudden we hevig. Op gegeven moment ben ik uit bed gestapt en naar het begin van de pier gereden. Daar leek het iets rustiger. Morgen gingen we opzoek naar een rustig en zonnig plek.

Het werd de camperplaats Route 66. Die ligt in de enige Europese woestijn. Het is ook het gebied waar vaak westerns worden verfilmd. We waren er al eens door gereden. En stopte toen bij klein Hollywood en gingen er weer snel vandoor. Ook fort Bravo deden we even aan en reden nog harder weg. Nu gingen we dus dit nieuwe fenomeen bezoeken. In de VS had ik al een tijd op de route gereden waaraan de camperplaats haar naam ontlede dus ik was benieuwd. De rit door de woestijn was best indrukwekkend. We zagen dit toch liever dan die plastic woestijn. De wind probeerde ons regelmatig van de weg te duwen. Op de camperplaats wilden we wel in de luwte staan. De zon scheen gelukkig en het was bepaald niet koud. We vonden de camperplaats en streken neer tussen de andere campers. Wel met ruime tussenafstand. Helaas in de volle wind. Waar is het mooie rustige zonnige weer gebleven?
Gisteravond gezellig naar de saloon geweest. Vanbuiten is die geweldig leuk aangekleed met allerlei western attributen. Ervoor staan zelfs een stel oude Amerikaanse wagens geparkeerd. Op het dak hebben ze een oude Chevy geplaatst. Alles zag er wel wat verwaarloosd uit. De autobanden waren al lang geleden leeggelopen. En het woestijnzand koekte in een dikke laag op de bovenkanten. In de saloon ontbrak het ook niet aan echte westernse attributen. Als het licht aangedaan zou worden zag het er vast gezellig uit. De jongen die ons kwam bedienen slofte sloom onze kant op en ik had de indruk dat hij zijn ogen amper open kon houden. In een dergelijke zo westernse ambiance zou je verwachten dat hij een woord Engels sprak. Verder dan het woord eat kwam hij niet. Met de vertaal app lukte het om spareribs te bestellen. Die werden op een grote houten plank geserveerd. Het zag er leuk uit. Helaas waren de ribs net zo hard en taai als de plank. We hebben ons best gedaan maar kwamen al gauw tot de overtuiging dat de inspecteurs van Michelin niet langs hoefden te komen. De muziek stond keihard zodat we er ook niet over konden praten. We hielden het gauw voor gezien en vertrokken naar de camper. Morgen wat anders zoeken.
Het was die ochtend koud en bewolkt. We besloten toch nog een dag te blijven en gebruik te maken van de elektra aansluiting. Er moest het een en ander opgeladen worden. Na een half uurtje stroom werd er stevig op de deur geklopt. Het was een van de medewerkers. Ze vroeg of we betaald hadden voor de stroom en ik antwoordde dat we deze dag met de stroomaansluiting wilde blijven. Tot mijn verbazing kreeg ik te horen dat het niet mogelijk was. We mochten de stroomaansluiting niet gebruiken. Helaas, het speet haar in onvervalst Vlaams, de installatie kon het niet aan. We bleven die dag toch nog, maar morgen wegwezen.

Van Route 66 trokken we via allerlei wegen dwars door de woestijn naar El Rancho. Dus we bleven in de zelfde westernstijl kamperen. De rit was mooi en kort. Onderweg bij een mirador uitgekeken over het landschap en even een bakje koffie gedronken. Nog voor twaalven kwamen we aan bij El Rancho. Terwijl we de poort doorreden werden we vriendelijk ontvangen door de beheerder of eigenaresse. Ik had mijn oog al laten vallen op een leuk plekje in een hoek. Dus riep ik gauw ‘can we stand overthere in de hoek.’ Kennelijk sprak ze ook Nederlands want ze begreep meteen wat ik bedoelde. Zo bemachtigden we een leuke staanplaats en hadden verder een rustige middag. Totdat de beheerder kwam zeggen dat onze plek voor morgen gereserveerd was door een niet echte camperaar. Want die reserveren niet, die zien bij aankomst wel of er een plaatsje beschikbaar is of niet. Tot mijn grote ergernis is dat vervelende reserveren langzamerhand mode geworden. Allemaal nep camperaars. Morgen had ze een andere plek voor ons beschikbaar. Lief zag het wel zitten om even te blijven, dus vooruit maar, dan nemen we die plaats morgen in. Er restte ons slechts een probleempje, het was te warm in de zon. Gister was het maximaal vijftien graden vandaag vijfentwintig. PFFF wat heet. De stroomaansluiting zorgde er voor dat alles vlot werd opgeladen. Vanaf morgen kan de verbindingskabel in de kast blijven.

De Duitsers vertrokken van de plek die ons toegewezen was dus verhuisden we al vroeg. Het was geen beroerde plek maar wel wat ingesloten door een hoge muur en het gebouw met de voorzieningen. Voor een nachtje zou dat wel gaan. We kregen ook nog het aanbod voor een andere plek die overmorgen vrij kwam. Even overwogen die te accepteren maar na een uurtje besloten we toch de volgende dag te vertrekken. We waren al naar het stadje Carbonaras gelopen en verder was er niet veel te doen in de directe omgeving. Dus even lekker luieren, wat lezen of een puzzel oplossen. Morgen trokken we weer eens een stukje noordwaarts.

Al op tijd waren we op weg. De zon was verborgen achter sluierbewolking. De temperatuur steeg snel onder die deken. We wilden langs de kust rijden maar de navigatie weigerde om die richting op te gaan. Uiteindelijk volgden we dan toch maar haar aanwijzingen en reden al gauw op de snelweg. De omgeving was het aanzien waard. Lief zocht onderweg op haar telefoon naar een aangenaam plekje voor de komende nacht. Ze vond iets in de buurt van het stadje Vera. Bij die camperplaats gekomen kregen we de nog laatste beschikbare plaats aangeboden. Ik kreeg al de zenuwen van al het gekrioel met campers om ons heen. De een naar de ander reed de poort door. Zeker allemaal van die neppers die gereserveerd hadden. Het neemt hand over hand toe met die nep camperaars. Dit kon niet goed aflopen. Ik wilde niet tegenstribbelen en liet Lief de plaats bespreken. Toen we de camperplaats na veel administratief gedoe uiteindelijk opreden kreeg ik het benauwd. We mochten plekje zevenentwintig bezetten. Aangekomen kon ik het niet laten om te roepen dat ik hier niet dood gevonden wilde worden. Het was maar voor een nachtje zei Lief. Wat kon ik anders dan de tijd maar uitzitten. Misschien vanmiddag naar het centrum van Vera lopen. Dan zou de dag wat sneller passeren. Morgen vol gas er vandoor.
Goden zijn dank, we konden vertrekken. Wat een rampzalige camperplaats was dit. De hele middag rondom geroezemoes alsof we in een theaterzaal zaten voor aanvang van de voorstelling. Het kon nog erger. Als je je kop buiten de camper stak was er direct iemand die je besprong met vervelende praatjes over allerlei onzin waar ik totaal geen interesse in heb. Ik waagde het om op de smalle strook die ons van de volgende vakantieganger scheidde te gaan zitten lezen. Binnen een minuut kwam er een vrouw met een lichtgewicht opvouwbaar karretje aansjouwen. Ik dacht dat ze het ding wilde demonstreren, maar nee. Het ding werd me met grote glimlach overhandigd alsof ik een goudenkoets kreeg aangeboden. Beleefd bekeek ik het ding en bedankte voor het geschenk. Twee tellen later kwam haar man demonstreren hoe eenvoudig het karretje opgevouwen kon worden. Ik toonde mij diep onder de indruk van het vernuft. Gelukkig heb ik er naast zittend nog rustig een poosje kunnen lezen. Voor vertrek heb ik het ding opgevouwen, iets dat toch even wat ingewikkelder was dan ik aanvankelijk dacht. En vandaag, op deze camperplaats, die eigenlijk niet anders is dan een enorme parkeerplaats, heb ik het ding uitgevouwen en aan de weg gezet. Ik durf te wedden dat als we morgen vertrekken het er nog altijd staat. We maakten een flinke wandeling in moeders natuur en genoten de rest van de middag van de rust. Er waren wel andere campers aanwezig maar de afstand bleef binnen het redelijke en er klonk geen eindeloos geleuter om ons heen. Toch morgen weer een stukje naar het noorden.

Het wonder geschiedde. In de ochtend was het karretje verdwenen. Wij volgden het voorbeeld van dat ding en vertrokken even stil naar nieuwe oorden. Waar zou de dag ons deze keer brengen? Dat was toch altijd weer de vraag. Lief had een parkeerplaats, waar ook campers plachten te overnachten, uitgekozen die honderd kilometer naar het noorden lag. Dat was wel ineens een flinke sprong richting huis. Al rijdend prutste ze wat met haar telefoon en kwam met een alternatief. Lorca, daar konden we ook terecht. Dat was vlakbij. We besloten ons geluk daar te gaan beproeven. Over die camperplaats stond in de app dat de kans dat je er terecht kon gering was. De plek was nogal in trek. Hadden die nepcamperaars dan toch gelijk, was reserveren wel een goede zaak. Nee, natuurlijk niet. Dat verhoogde de kans op een plekje helemaal niet. We waren er al op koffietijd. Dat was mooi vroeg en we hadden meteen een prima plek te pakken. Hoog boven de stad zag ik een imposante vesting. Dat was natuurlijk een uitdaging, daar moest ik op af. Lief kreeg ik niet zover om de tocht te ondernemen maar mijn trouwe viervoeter had geen aanmoediging nodig. Het was een pittige wandeling. Helemaal boven mochten we zelfs gewoon samen naar binnen. We liepen een ronde door het complex. Dan nog even naar beneden naar de camper. Dat was ook niet zo simpel. Ik koos voor een alternatieve route. Heel steil naar beneden dwars door smalle ongure straatje en over trappen. Opeens belandde we midden in een hanen gevecht en het volgende ogenblik naast gammele kooien met erin woest blaffende honden. Mijn hond kuierde onverstoorbaar achter mij aan, reageerde niet op al die woeste uithalen. Ik was blij dat ik uiteindelijk zonder kleerscheuren in de benedenstad terecht kwam. Nog gauw de winkelstraatjes door en daar was de camperplaats. Met brandende voeten en doodmoe plofte ik neer op de bank. Morgen blijven we nog maar een dagje, kan ik even bijkomen en lief de weg naar het centrum wijzen.
Dat had ik gedacht. Ik was mooi de pineut. Ze wilde niet alleen de weg naar het centrum weten, ik moest mee naar een of andere markt. Als ik ergens een hekel aan heb is het wel een bezoek aan een markt. Het werd natuurlijk een hele zoektocht omdat de navigatie via de telefoon niet altijd feilloos is. We vonden de bestemming na een uurtje sjokken door de straten van de stad. Eigenlijk best wel een mooie stad. Dus zo’n grote straf was het nu ook weer niet. De markt was een marktje, dat scheelde. We kochten vlees, brood en wat fruit. Vervolgens kreeg ik als beloning een kop koffie op een echt Spaans terrasje. Dat was leuk. Gelukkig wist ik de kathedraal die ik gisteren gezien had terug te vinden en kon ik daardoor de weg naar de camper zonder hulp van Google terugvinden. Morgen gaan we verder naar het noorden. Er is een camperplaats in de navigatie geprogrammeerd die bij de stad Murcia ligt.

Zodra die camperplaats in zicht kwam schrok ik mij rot. Het was een grote kluwen campers. Zoveel had ik er nog nooit bijeen gezien. Dus je berijpt dat mijn eerste reactie was: Wegwezen! Het was koffietijd dus lief vond dat we best een plekje ertussenin konden bezetten om koffie te drinken. Na wat heen en weer rijden vonden we die plek. De camperplaats bestond uit parallel aan elkaar gelegen straatjes met er tussenin min of meer begroeide strookjes gras of plantjes. Op die stroken stonden om de vijf meter een boom. Op de kaart in mijn telefoon telde ik zo’n vijfentwintig van die straatjes.  Elke straat was gevuld met ongeveer tien campers. Hier en daar was het geen camper maar een caravan. Sommige campers waren bont beschilderd met leuzen en eentje met rode hartjes. Hier en daar waren hondjes met een touwtje aan de wagen gebonden en blafte luid zodra er iemand in de buurt kwam. Ik zag overal camperaars stoelen uitladen en gingen mensen in de ochtendzon zitten. Het leek een gezellige boel te worden. Soms hoorden we luide Spaanse kreten die werden beantwoord door staccato Spaanse zinnen. Het begin voor een over en weer gekrijs van woedende klanken die even plots stopte als ze begonnen. Verstaan konden we die ratelende machinegeweren niet maar de toon was duidelijk. Men was het ergens niet mee eens. Was het een show opgevoerd door vaste bewoners om de rondtrekkende camperaars te imponeren? Ik heb geen idee. Maar het klonk allemaal wel grappig, had wat weg van een operetteachtige toestand in een Italiaans decor. Na de koffie liet ik me door lief overhalen om hier een nachtje te blijven. Ik ging overstag, zette onze stoelen buiten en ging in de zon zitten om me te verwonderen over het schouwspel.
Eigenlijk was de plek toch niet zo beroerd als ik aanvankelijk dacht. We hadden voldoende ruimte rond de camper en anderen lieten ons met rust. Het drukke gekakel van de Spaanse vaste bewoners ging geleidelijk over in een een drankgelag. Niet helemaal ons ding, maar zolang ze bij ons uit de buurt bleven was het goed. We hadden een rustige nacht en besloten nog een dag te blijven. Naast de camperplaats bevond zich een filiaal van IKEA. Daar wilde lief graag naar toe. Ik was in een goede bui en ging met haar mee. De middag brachten we door naast de camper. De vaste kliek begon aan een nieuw drankfestijn en werd steeds luidruchtiger. Langzaamaan begon ik mij te ergeren. De aan de caravan vastgebonden hondjes van de dichtstbijzijnde bewoner begonnen ook te irriteren. Bij elke beweging klonk het woeste blaffen. Op den duur werd dat erg storend. De hele avond schalde de lach en het geschreeuw over de omgeving en het geblaf stopte bijna helemaal niet meer. Uiteindelijk was de drank op en kropen de vaste bewoners naar hun verblijven. Ze namen het hondengespuis gelukkig mee. Morgen wegwezen.

Lief had een plek in de buurt van Elch uitgezocht. Nadat we de snelweg achter ons lieten volgden we wegen die de een na de ander steeds smaller was. Ze werden zelfs bijna onbegaanbaar. Hotsend en bonkend sukkelde we verder. Waar ging dat eindigen. Toen we er bijna waren zagen we kale terrassen met erop hier en daar een camper. Het terrein zag er niet onaantrekkelijk uit. We zochten een plaats vlakbij een boom met zoveel mogelijk vrije ruimte rondom. Tegen de tijd dat ik besefte dat we op een heel fraaie plaats te midden van de natuur terecht gekomen waren schoot er een kreet uit Monty Python door mijn kop: And now sumthing completely different. Een groter verschil met de voorgaande plek was niet denkbaar. Hier konden we vast een dag of twee genieten. Al gauw vernamen we van een wat verderop staande camperaar dat er een wandeling rond een stuwmeer te maken was. Op de telefoon zagen we hoe de paden door de omgeving liepen. Gauw gingen we op pad om dat stuwmeer te bewonderen. Het was geen gemakkelijk tochtje. Er moest flink geklommen en weer gedaald worden. Traptreden waren uit de rotswand gehakt. Die treden waren voor reuzen gemaakt. Het waren bijna onmogelijke hoge stappen. We ploeterden parallel aan twee water goten, die kennelijk deel uitmaakten van irrigatiewerken. Lief en haar knieën hadden het moeilijk. Maar alle moeite was niet voor niets.  Na een volgende klim en het ronden van een rots kregen we de stuw in het vizier. Er liep net voldoende water overheen om het een waterval te kunnen noemen. Naast de stuw was een steile trap uitgehouwen met wederom treden voor reuzen. Moeizaam klommen we naar boven en jawel hoor er lag een heus stuwmeer tussen de bergen. Daar wilde ik wel omheen lopen maar lief hield het voor gezien. Solidair klauterden we samen naar beneden en ploeterden terug naar de camper. Die tocht rond het meer ging ik de volgende dag maken.
Ik was al vroeg onderweg. De zon was verscholen achter laaghangende wolken. Dus zou het niet te warm worden. Ik had zonnebril en hoed in de camper gelaten maar had wel brood en water mee. Het eerste deel kende ik al, maar ook nu viel het me zwaar om boven bij het meer te geraken. Vanaf daar verwachtte ik een makkelijke tocht. Dat pakte natuurlijk anders uit. Het pad klom en daalde evenveel. Ik had gedacht dat het gewoon de oever van het meer zou volgen.  Maar bergrichels liepen door tot aan het water Daar moest ik over of omheen. Aan de gps had ik niets omdat die haast geen signaal ontving. Ik zocht mijn weg op gevoel. De zon brak door zodat die ook hielp bij het bepalen van de route. Het pad begon steeds meer te klimmen en op gegeven moment moest ik door een lage tunnel verder. Steeds verder klom ik en het meer verdween achter hoge rotswanden. Ik verloor het vertrouwen in mijn navigatiekunst en besloot terug te keren. Na de tunnel en nog een een kilometer vond ik een paadje richting het door rietvelden bedekte meer. Dat probeerde ik voor de zekerheid. Tot mijn verbazing bleek er een smalle dijk omgeven door riet dwars door het meer te lopen. In een mum van tijd was ik aan de andere kant. Gelukkig, want ik werd moe en kreeg aardig last van de warmte. Het begin van de terugweg steeg meteen flink en daalde daarna stijl af naar een bijna droge kloof waardoor kennelijk nu en dan water naar het meer liep. Keer op keer trof ik een dergelijke kloof tot het pad ophield voor een hoog hek. Grote borden maakte duidelijk dat ik absoluut niet verder mocht. Achter het hek begon een sinaasappelplantage. Zichtbaar was dat menigeen om het hek heen geklauterd was dus ik deed het zelfde. Mijn hond hield ik dicht bij me voor het geval er een eigenaar tevoorschijn sprong. Zo snel mogelijk volgde ik het brede pad tussen de bomen. Er leek geen einde aan te komen. Ik verwachte elk moment een schot hagel. Na een kilometer liet ik de bomen achter me en volgde een sterk oplopende weg. Daar kwam mij een auto te gemoed. Gelukkig was ik tussen de bomen uit. De auto stopte naast me en het portierraam ging open. Een man begon heftig tegen me te praten en ik antwoordde dat ik geen Spaans sprak. Uiteindelijk begreep ik dat hij wilde weten of ik alleen was. Dus ik vertelde dat mio solo was. Dat stemde hem kennelijk tevreden want hij reed door. Even later bedacht ik dat het niet bijster slim van mij was dat ik dat gezegd had. Nu was ik lekker kwetsbaar. Je weet hoe dat gaat in die krimi's die ik veelvuldig lees. Ik had moeten zeggen dat er achter mij een grote groep bezig was met de sinaasappel pluk en er als een haas vandoor moeten gaan. Die haas werd ik evengoed. Ik spurtte vlug omhoog en omlaag en sloeg gauw een ander pad in. Dat was omgeven door hoge hekken. Aan het eind trof ik tot overmaat van ramp ook nog een hoog hek dwars over de weg. Gelukkig waren onverlaten mij voorgegaan en was er een deel weggebroken. Het gat was gevuld met grote steenblokken. Daar klom ik samen met mijn trouwe makker overheen. We liepen vlug verder. Omkijkend zag ik weer grote borden die duidelijk aangaven dat daar niet gelopen mocht worden. Ik was  ontkomen voordat iemand me betrapte. Doodop vervolgde ik mijn weg en zag voorbij een hoge rotsformatie de camper aan de overkant van de rivierkloof. Nu nog maar een stuk over de verhaarde weg die snel daalde en de rivier kruiste. Het laatste stuk van de tocht was het zwaarst maar ik haalde het en viel doodop in de camper neer. Lief was trots op me en bakte als beloning een paar pannenkoeken. De volgende dag zou ik zeker spierpijn hebben. In mijn telefoon zit een stappenteller. Ik had er dertien kilometer op zitten. Zou de volgende camperplaats net zo leuk zijn?

Het werd de plek in Xalo. Daar waren we al vaker geweest. Er was een goede wasserette in de buurt en een winkel naast de camperplaats. Dus een goede plek om even alles bij te werken. We wisten ook dat er op zaterdag een enorme rommelmarkt vlak langs het riviertje gehouden werd. Daar wilde Lief graag rondkijken. We bleven een aantal nachten. Het weer sloeg om. Voor het eerst was de temperatuur overdag niet boven de vijftien graden en de wind stak op. Weer schudde de camper gedurende de nacht. Inmiddels waren we acht weken onderweg en werden we het reizen moe. Thuis begon te lonken. Er werd langdurig getwijfeld maar ik denk dat het mooi geweest is. Waren we wel met de groep door Marokko getrokken dan waren we pas op acht maart terug in Spanje. Dan was alles heel anders gelopen. Helaas is het zo niet gegaan. Wie weet lukt het het volgend jaar wel. Hier, op de camperplaats in Xalo, eindigt onze Hondenreis