Overslaan en naar de inhoud gaan
Reisverslag

Verslag over onze reis door Frankrijk en Spanje

Zwaar hijgend klom ik achter lief, die er kennelijk minder moeite mee had, via het steile, rotsige pad naar boven. Het woord pad is een overdreven aanduiding voor de stenige goot waarlangs tientallen jaren regenwater naar de bedding in het dal stroomde. Losse stenen en glibberige klei maakte het onmogelijk om gewoon te lopen. Voortdurend moest ik mijn ogen gericht houden op de helling voor mij. Een misstap kon fataal zijn. Hoger en hoger klommen we. Er leek geen einde te komen aan de zware klim. Ergens hoog boven ons moest zich een kasteelruïne bevinden. Die wilden we van dichtbij bekijken. Volgens de navigatie op mijn telefoon zou het een tochtje van ongeveer dertig minuten langs de geasfalteerde weg zijn. Maar er zijn al een tweetal uren verstreken en nog torent dat verrekte kasteel hoog boven ons uit.

Het stak duidelijk af tegen de dreigende wolkenlucht. Elk moment kon het gaan regenen en werd deze onderneming helemaal krankzinnig. Hijgend en steunend klommen we strompelend over de losse stenen steeds hoger. Keer op keer stopte ik om te rusten. Lief worstelde boven mij gestaag door. Steeds geïrriteerder keek ik haar na, hoe kon het dat zij zo makkelijk verder klom terwijl ik volkomen buiten adem was. Vroeger vloog ik toch gemakkelijk tegen zo’n helling naar boven. Hoewel, destijds, als we in Zuid-Frankrijk op lading lagen te  wachten verliepen alle wandelingen ook niet even soepel. De eerste paar klimpartijen lieten mij toen ook naar adem snakken. Pas na een aantal wandelingen herstelde mijn conditie zich. En nu ben ik gewoon oud en  versleten, maar lief is slechts twee jaar jonger. Gelukkig pauzeerde lief na een poosje en kon ik de opgelopen achterstand goedmaken. Hijgend en steunend liet ik me naast haar op een grote steen zakken. Zo zittend kwam ik uiteindelijk weer op adem. Overal om ons heen stonden dennenbomen waardoor we niet konden zien hoever we nog naar boven moesten klimmen. We zagen geen glimp van dat verdomde kasteel. Wel dat er misschien zich een dal bevond tussen ons en de berg waarop de ruïne gebouwd was. Als dat zo was keerde ik subiet om. Eerst naar beneden en dan weer helemaal naar boven op dit rot pad was geen optie. Lief klom verder en vol tegenzin volgde ik haar. Even leek het er inderdaad op dat we eerst naar beneden moesten, ik begon al te vloeken, tot we zagen dat na een bocht het pad toch verder klom. Struikelend en mopperen ging ik verder.

Eindelijk bereikten we de voet van het kasteel. Van dichtbij zag het er vervallen uit. Uitgeput zaten we een tijd onder e hoog oprijzende muren bij te komen. Het uitzicht was adembenemend en toen we goed keken zagen we in de verte het plekje waar onze camper stond te wachten. Toen we voldoende uitgerust waren gingen we het kasteel innemen. Via een primitieve trap klommen we richting de hoog gelegen ingang. Uiteindelijk ontbrak er een verbinding met de poort en stonden we voor een hoge muur. Verder klimmen konden we niet, dus helaas, het kasteel van binnen bewonderen zat er niet in. Teleurgesteld begonnen we aan de terugweg. Die was gelukkig een makkie. Volgens de navigatie hoefden we alleen maar even af te dalen naar de verharde weg die ons dan rechtstreeks naar de camper zou leiden. Dat bleek tegen te vallen. We volgden het pad dat kleine houten bordjes aangaven. Dat verrekte pad liep helemaal niet naar de verharde weg. In tegendeel, het werd opnieuw een martelgang over glibberige stenen. Soms steil naar beneden dan weer steil omhoog. Ik viel gelukkig maar één keer. 

Plotseling stonden we te midden van een groepje voormalige huizen. Het merendeel was half ingestort, geen enkele had nog een dak. Nu begrepen we wat de aanduiding op de bordjes ‘Sueras alta’ betekende. We bevonden ons in het voormalige stadje Sueras. De paden tussen de huisjes waren al even slecht beloopbaar als die we tot nu toe gevolgd hadden. Geen wonder dat de hele boel verlaten was. Er liep maar één regenwatergoot verder naar beneden dus strompelden we die maar af. Verder en verder daalden we, ook nu leek er geen einde aan te komen. Na heel wat gedoe kwamen we op het zelfde punt terecht waar de klim naar boven begon. Vanaf daar liepen we heel wat prettiger over een normale weg in de richting van het dorp. Boven, achter ons, hoorden we geschreeuw. Het bleek geen neerstortende wandelaar maar een geitenhoeder die met een kudde melkgeiten achter ons aankwam. We liepen er een flink eind vooruit, toch was het geschreeuw van die man duidelijk hoorbaar. Hij liet zich van terras naar terras naar beneden zakken met het gemak van iemand die in de Kalverstraat aan het winkelen was. Een hond, die kennelijk de kudde moest begeleiden, stond plotseling achter onze hond. Ze leken als twee druppels water op elkaar, beide kennelijk Border Collies, maar die van de geitenhoeder zat volledig onder de klitten. Ik joeg het beest gauw terug naar zijn baas voordat er een kolonie vlooien overgesprongen was. We liepen stevig door, de stal trok. Uiteindelijk ploften we doodmoe op de camper banken neer en dronken een welverdiende kop koffie.

Na het voorgaande zou je het niet zeggen, maar we waren op vakantie. Een week geleden vertrokken we met de camper van huis om op zoek te gaan naar de Spaanse zon. Tot onze teleurstelling troffen we in Spanje bewolkt weer. Het regende zelfs nu en dan. De wetenschap dat die Spaanse zon al veertien dagen op vakantie in Nederland was maakte het er niet beter op. De temperatuur was niet laag, zelfs de nachten waren niet koud, van de zon hadden we in Spanje nog niet veel gezien.

In Frankrijk was dat anders geweest, daar scheen de zon volop. We waren in één ruk naar de Haute- Marne gereden waar we vrienden, die met hun vrachtschip in noordelijke richting onderweg waren, troffen bij een mooie aanlegplaats. Zelf heb ik jaren op die route gevaren dus was het niet moeilijk een geschikte ontmoetingsplek af te spreken. We hebben die avond lekker bij kunnen kletsen, en ik had het natuurlijk weer veel over vroeger. Die nacht vroor het stevig. In bed hadden we daar geen last van, maar de camperkachel heeft flink moeten werken om binnen de boel tegen de vorst te beschermen. De volgende morgen was buiten een en ander van fraaie ijspegels voorzien.

Reisverslag

De volgende bestemming was een stel vrienden in de buurt van Avignon. Onder ons bed vervoerden we voor hen een nieuwe kachel die ze via het wereldwijde web in Nederland hadden aangeschaft. Gelukkig was het bij hen prachtig weer en konden we met onze camper in hun tuin staan. Ook die nacht vroor het pittig en dat in Zuid-Frankrijk. De volgende morgen stonden de ijsbloemen op de ramen. Volgens de weerberichten was het in Spanje ‘s nachts een stuk warmer, dus vertrokken we vol goede moed na twee dagen in zuidelijke richting. 

Na een klein stukje door de Pyreneeën vonden we een geweldige camperplek. Daar stonden we bijna alleen tussen de olijfbomen. Tijdens het uitlaten van onze hond volgde ik een leuk pad door een kurkeikenbos. Het pad was bezaaid met stukken kurk. Er lag ruim voldoende om alle moderne wijnflesdoppen van een echte kurk te voorzien. Na een half uur keerde ik weer om om tijd aan onze kat Gerrit te gaan besteden. Ze liep aan een lange lijn rond de camper. Dat heeft ze voor het eerst gedaan bij de vrienden in Zuid-Frankrijk. Daar zag ze kans uit het tuigje te ontsnappen en hadden we een aantal angstige momenten omdat we bang waren dat ze weg zou lopen. Dat deed ze ook, maar gelukkig besloot ze het huis van onze vrienden binnen te glippen. Daar konden we haar makkelijk vangen. 

De nacht na de overnachting in de prachtige olijfgaard kampeerden we bij een wijnboer die Cava produceerde. Het was geen erg beroerde plek al stonden we met de camper naast een grauwe schuurmuur. Het uitzicht over de nog kale druivenstronken was prachtig. Daar was het wandelen ook een uitdaging geweest. Over de verharde wegen ging het nog wel, maar over de karresporen tussen de velden werd het vervelend. De bodem bestond uit klei, en omdat het de nacht voor onze aankomst flink geregend had, kleefde de klei onder onze schoenen, waardoor we steeds groter groeide. Het viel niet mee om die vieze kledder van ons schoeisel te schrapen. Aan het einde van de middag werden we uitgenodigd voor de Cava proeverij. De man die ons ging vertellen over de drank was een opdringerige Popi Jopie. Ook de drank vonden we niet erg lekker zodat we er snel tussenuit knepen. Daar hoefden wij geen fles van te kopen.

Reisverslag Frankrijk en Spanje

Na een lange rit en een speurtocht op mijn telefoon vonden we een plek in een natuurreservaat te noordwesten van Valencia. Het was een heel kleine camperplaats naast een cafétje. De gemeente Sueras had prima voorziening aangelegd. Elektra en water waren gratig. Het overnachten ook. Dergelijke plekjes waren toch geweldig. Al stonden we op een plaat beton, het uitzicht was mooi. Langs de plek liep een droge rivierbedding die we stroomopwaarts volgden. Dat werd uiteindelijk een pittige klim over rotsige boden en losse stenen. We volgden een gemarkeerd pad dat steeds hoger klom. Het liep min of meer parallel aan de droogstaande rivier. Uiteindelijk lag de bedding in de diepte naast ons. Het dichte dennenbos voorkwam dat we konden overzien waarheen we liepen. Lief begon te mopperen. Op mijn telefoon vond ik gelukkig een goede terugweg die kronkelend aan de andere zijde van de droge bedding terug voerde naar onze camperplaats vlak naast het dorp Sueras. De tweede tocht die we vanuit dat prachtige plekje maakten was de tocht aan het begin van dit verhaal. Na twee rustige nachten vertrokken we verder zuidwaarts. Het had de hele nacht geregend maar de ochtend bood volop zonneschijn. Kennelijk had de Spaanse zon genoeg van Nederland en keerde ze terug naar waar ze hoorde. Ik had een plek uitgezocht ten westen van Valencia. Het bleek een grote parkeerplaats bij een park. Parallel aan park en parkeerplaats liep een rivier, deze keer vol water. Er werd dan ook flink gebruik van de parkeerplaats gemaakt, niet door campers maar door automobilisten die in het aangrenzende park gingen picknicken, vissen of wandelen. Wij bezochten het stadje, lief wilde de kerk die we van verre zagen van dichtbij bekijken. Het bleek een fraai stadje te zijn met typische Spaanse huizen. Over de volle breedte van het gemeentehuis was een Oekraïense vlag gespannen. Er stond een enorme tent voor het gebouw. Kennelijk hielden ze een actie om Oekraïne te steunen. Overal op straat speelden kinderen met vuurwerk. Zij zorgden er voor dat we ons ook in oorlogsgebied waanden. De hele avond knalde het in het stadje dat het een lieve lust had. De parkeerplaats stroomde toen het donker werd langzaam leeg. De auto’s verdwenen maar andere campers verschenen er niet. Het leek er op dat we de hele nacht alleen zouden blijven, dat vond ik geen prettig vooruitzicht. Onrustig ging ik naast lief, die er lekker op los knorde, proberen te slapen. In het stadje knalden ze vrolijk verder en ik we steeds zenuwachtiger. Uiteindelijk ben ik toch in slaap gevallen want half vijf ’s ochtends werd ik ruw gewekt door harde muziek uit een auto die wild het parkeerterrein op kwam scheuren. Stampende bassen werden gevolgd door geschreeuw van een stel kerels die uit de auto sprongen. Het leek er op dat ze elkaar te lijf gingen. Lief, die zelfs tijdens een bombardement rustig door zou slapen, werd wakker. Wat nerveus volgden we het bijna gevecht op afstand. Gelukkig kwamen steeds meer auto’s de parkeerplaats op rijden. Het leek er op dat de inzittenden elkaar kenden. Het geschreeuw ging onverdroten verder maar wij voelden ons niet langer genoodzaakt om met een verbandtrommel klaar te zitten en kropen weer in bed. Helaas lukte het niet om de slaap terug te vinden zodat we al in aller vroegte aan de koffie zaten. Buiten keerde de rust uiteindelijk weer en de meeste auto’s vertrokken. Anderen namen hun plaats in. Die voerden vissers aan die de rivier opzochten.

Reisverslag

Veel te vroeg vertrokken we richting Calpe waar lief een aantal herinneringen wilde ophalen. De enige min of meer geschikte plek die ik op mijn telefoon uitzocht bleek vele malen verschrikkelijker dan ik dacht. We kwamen er bar vroeg op de dag aan en dat zorgde er voor dat we de laatst beschikbare plaats toegewezen kregen. Een grote plak grind stond vol campers van alle Europese nationaliteiten. Wij belanden midden tussen een groep Duitser en Hollanders. Alles kakelde en schreeuwde door elkaar. De campers stonden zo dicht op elkaar dat je met een flinke stap bij de buren binnen zat. Dit was nu echt een plek waar ik nog niet dood gevonden wilde worden. Wat een ramp, en er moest nog voor betaald worden ook.

Reisverslag

We liepen vlot naar het stadje Calpe dat nu uitgegroeid was tot een Manhattan aan zee. Lief wist de plekken waar ze naar zocht toch te vinden. Terug bij de camper restte ons slechts het uitbuiten van de voorzieningen. Met een grote zucht konden we de volgende morgen dit ellendige verblijf afsluiten. Ik was er toch zeker van dat ik weer een super plekje op mijn telefoon gevonden had, maar onderweg er naar toe raakte ik dat eldorado kwijt. Het kwam waarschijnlijk door gedoe op mijn telefoon. Hoe ik ook zocht, ik vond het adres niet terug. Dus opnieuw gespeurd en na het maken van een keuze gingen we weer op weg. Bij een grote benzinepomp konden we de banden gratis op spanning brengen. Ik heb al twee keer een klapband gehad als gevolg van te lage bandenspanning en wil dat niet nog eens meemaken. Al vroeg in de middag belandden we op een bijzonder nette camperplaats. De bezetting bestond uit tachtig procent Nederlanders. Die houden erg van netheid en orde. Een enkele Duitser stond er wat verloren bij. Het was een verademing om daar te staan na het benauwende verblijf in Calpe. Slechts twaalf van de vierentwintig ruime plekken waren bezet. Claustrofobisch kon ik er niet worden. Het uitzicht zou bij goed zicht geweldig zijn. Helaas troffen wij een beklemmend natuurverschijnsel. Stof uit de Sahara trok vanuit het zuiden over ons en slokte het vergezicht volledig op. Het zonlicht veranderde van zandkleur naar sepia.

Reisverslag

Na verloop van tijd nam de lichtsterkte af tot een sepia achtige schemering. Het stof vormde een dichte barrière voor het satellietsignaal van de tv ontvanger. Dus moesten we het stellen zonder achtuur journaal. Zou de hele camper morgen in een steenrode kleur veranderd zijn? Zou het gaan regen en daarmee het stof laten neerslaan? Hoe moest dit aflopen? Gebeurde hier dergelijke dingen vaker? Helaas spraken we niet voldoende Spaans om in de buurt te informeren. Via de telefoon vernamen van in Nederland achtergebleven vrienden dat er op het journaal over dit verschijnsel gesproken werd. Er werd verwacht dat ramen en auto’s steenrood zouden kleuren tijdens een regenbui. Ging het maar regenen. Deze benauwend lucht mocht van mij subiet verdwijnen. Met een beetje pech werden we de volgende morgen helemaal niet meer wakker door zuurstofgebrek. Erg overdreven natuurlijk. In Nederland hadden ook wij al zo vaak met overwaaiend Saharastof te maken gehad. Nu zaten we er gewoon dichter op, noord Afrika was hemelsbreed niet zo ver bij ons vandaan. Het zou vast wel snel overwaaien. Met onze pech zou het de volgende dag wel eens flink kunnen gaan regen. Want tot nu toe hadden we amper Spaanse zon gezien en was de temperatuur ook niet om over naar huis te schrijven.

Reisverslag

De volgende morgen zat de camper onder de steenrode vlekken en de lucht was nog helemaal niet opgeklaard. Het zicht was nog altijd matig, er hing nog erg veel stof in de lucht. Regen werd er die dag ook niet verwacht. Ondanks dit benauwde weer zijn we in het natuurgebied noordelijk van de camperplek gaan wandelen.

Nu eens niet over een amper beloopbare regengoot maar over brede, droge landbouw wegen. Aanvankelijk tussen de sinaasappel- en citroenbomen later door een kurkdroge wildernis. We vonden het een dorre onaantrekkelijke omgeving met her en der ruïnes van opgegeven huizen en overal hekken. Een flink terrein was volgebouwd met gelijkvormige bontgekleurde huizen die te samen een chique residentie vormden. Elk hek was voorzien van waarschuwingsbordjes die vermeldden dat alles door beveiligingsbedrijven bewaakt werd. We durfden nog geen mandarijntje te stelen. Woeste honden stoven luid blaffend achter de gazen omheiningen met ons mee. De ene hond was nog gevaarlijker dan de andere. Bij één huis volgde ons een hysterische keffende groep kleine druktemakers. Je zou er de zenuwen van krijgen. Onze eigen viervoeter werd er ook nerveus van, maar zolang de blaffers achter de hekken bleven hadden we niets te vrezen.  Terug op de camperplaats lukte het om de satellietinstallatie aan de praat te krijgen zodat ik die avond de wedstrijd van Ajax kon volgen. Helaas werd mijn Ajax op vervelende wijze verslagen. De volgende ochtend verwachtten we, net als de voorbije dag, de bakker en zouden we, als het weer niet te slecht werd, verder trekken.

De ochtend bracht regen en nog eens regen. Bruine spetters bedekten de voorheen zo smetteloze campers. Bruine slierten regen liepen over de ramen. De regen tikkelde luid op ons dak. Het liefst trok ik het dekbed over mijn kop en ging weer slapen. Maar Lief was al wakker dus ging ik koffie zetten. Wat een troosteloze bende was het buiten. Hadden we al niet genoeg last van dat vervelende Saharastof gehad. Al twee dagen liepen we stof te happen en waren we goed op weg om stoflongen op te lopen. Lief lag zich gisteravond als gevolg van die zooi in slaap te hoesten. Er leek geen einde aan haar geblaf te komen. Zij leek wel een van die Spaanse waakhonden. Nog even en ik ging ook een waarschuwingsbordje op de camper schroeven met de tekst:

Pas op gevaarlijke waakhond!

Er onder de tekst:

Deze mobiele woning is voorzien van

alarminstallatie direct verbonden

met het politiebureau!

Een oude man kwam elke morgen rond negen uur het terrein oprijden en verkocht allerlei broodjes vanuit de kofferbak van zijn auto. Hij verkocht enorme croissants. De regen stopte en we vertrokken nadat we de reuze croissants opgegeten hadden. Onderweg begon het natuurlijk te hozen. Van bruine regen ging het over in lichtbruine regen. Na een half uur werd de regen zelfs doorzichtig, leek het op gewoon schoon water. We hadden Almeria als bestemming gekozen. Tijdens de koffiepauze hadden we het over camperplaatsen waar we in de buurt kwamen. Daar werden westerns opgenomen. Een camperplek heette Ford Bravo. Daar gingen we op af. Bij de kassa bleek de entree idioot hoog dus keerden we het fort met westernstadje en wigwamdorp de rug toe. Voort ging het richting Almeria. Toen stuitten we op Little Hollywood. Daar moesten we natuurlijk ook even kijken. Daar was het zo onaantrekkelijk dat we onze tocht voortzette. Al snel rolden we Almeria binnen. Na wat zoeken landden we op de haven pier tussen de veerboten naar Marokko en Algerije. Wij kochten natuurlijk geen kaartje maar bleven er staan voor de overnachting. Kennelijk een geliefde plek want gaandeweg stroomde de pier vol campers. We hadden bij binnenkomst in de stad een glimp opgevangen van een vesting. Daar gingen we natuurlijk meteen op af. Het was inmiddels droog en een goed moment voor het innemen van een kasteel. Het bleek een Moors fort te zijn dat nu in gebruik werd als museum. We hadden de vereiste mondkapje bij ons maar ook onze viervoeter en die mocht er niet in. Dan stelden we het bezoek maar uit tot morgen. We kuierden door de stad en liepen terug naar ons mobiele huisje. We waren goed en wel binnen toen het begon te regenen. Zal die Spaanse zon ooit nog naar huis komen?   

De hele nacht deed moeder natuur haar uiterste best om de bruine viezigheid die ze zelf zo kwistig rondstrooide weg te wassen. Toen ik opstond was het zowaar droog. Maar de zon genoot nog altijd van de Hollandse bollenvelden. We deden alsof het ons niet deerde. Al vroeg trokken we er op uit om dat fort nu dan toch echt te bestormen. Eerst nog even op zoek naar een winkel waar ze lampjes voor de camper verkochten. De betreffende winkelier was niet erg toeschietelijk, na aandringen toverde hij toch nog de benodigde lampjes tevoorschijn. Daarna ging het bergop naar het Moorse fort. Het werd een klim over brede trappen.

Door een prachtig poortgebouw kwamen we in een schitterend aangelegde tuin. Zigzag leidde brede paden ons steeds hoger. We werden begeleid door de muziek van kabbelend  water dat in smalle goten naast de brede treden bergaf stroomde. Na een tweede grote poort kwamen we in een nog weidsere binnentuin vol prachtig planten. Overal liep water door smalle gootjes trapsgewijs naar beneden. Dat was nog maar de tuin. Via een gebouw kwamen we in een volgende deel waar de resten van een Moorse stad te bewonderen waren. Even later liepen we dan toch eindelijk het echte kasteel binnen. Daar werden we wederom verrast door prachtige binnenplaatsen en vergezichten.

Al het klimmen en klauteren was het helemaal waard. We hoefden niet eens een mondkapje te dragen en waren bijna alleen in het hele complex. Pas toen we geleidelijk aan afdaalden kwamen we andere bewonderaars in de vesting tegen. Via leuke straatjes in de onder het fort gelegen Almeria kuierden we terug naar onze mobiele woning. Tijdens de lunch begon het te regenen. We hadden geluk gehad. Weliswaar slechts een flets zonnetje gezien maar wel een heerlijke droge ochtend gehad.

Ook deze dag liet de zon verstek gaan. Bij het opstaan leek de zon teruggekeerd te zijn, maar de paar stralen ochtendzon waren slechts een lekker makertje. Er was veel drukte in de haven van Almeria. Een passagierss-chip uit de Balearen kwam de haven binnenlopen en een andere verliet de ha-ven in tegengestelde rich-ting. Tijdens het uit laten van onze hond zag ik dat mensen zich begonnen te verzamelen op het havenhoofd. Nieuwsgierig ging ik even kijken naar wat er te zien was. In de verte naderde een grauwgrijs oorlogsschip. De Spaanse marine kwam binnen met een vliegdekschip. De straaljagers en gevechtshelikopters stonden aan dek klaar voor de strijd……..

Na een pitstop bij een grote supermarkt reden we de siërra Nevada in. Een kronkelende weg door mooie natuur leidde ons in westelijke richting. Vrij onver-wacht troffen we een kleine camperplaats naast een brand-weerkazerne. De camper was toe aan een sanitaire stop omdat er in Almeria geen voorzieningen waren. We besloten er meteen maar een nachtje te blijven en maakten een verkenningstocht naar het nabijgelegen stadje. Op de top van een steile heuvel midden in het stadje stond een kleine kerk. Daar klommen we natuurlijk naar toe. De middag ging voorbij met lezen en een kort slaapje. Een kudde geiten kwam van de tegenovergelegen berg naar beneden gestormd en verdween onder luid geblaat en honden geblaf over de heuvel achter ons.

Na een korte rit over kronkelende bergwegen dwars door woeste natuur belandden we via smalle straatjes van een klein stadje boven op een klein plateau dat uitzicht bood over een overweldigend mooi berglandschap. Achter ons lag het kleine stadje Juviles, voor ons daalde de grond steil af naar een diepe kloof waarvan de bodem bedekt was met enkele amandelbomen. Woeste rotsformaties aan de andere kant van de kloof torenden hoog boven ons uit. Rechts van de rotsformatie zagen we in de verte dorre hellingen bespikkeld met nog meer amandelbomen. Achter het stadje rezen de bergen in een halve cirkel tot in de wolken. Vage zonnestralen verwarmden onze camper. Een gure wind sleurde de warmte weer van ons vandaan. De woeste omgeving noodde ons tot het maken van een wandeltocht. Samen gingen we op pad. Deze keer was het Lief die het eerst moeite kreeg met het klimmen en dalen. Al snel keerden we terug. Nadat we wat gegeten hadden gingen mijn hond en ik opnieuw op pad. We daalden af naar de bodem van een kloof ver onder ons plateau. Via een oude Middeleeuwse weg, geplaveid met rolstenen, klom ik langzaam weer naar boven. Regelmatig moest ik stoppen om op adem te komen. Het was een steile, zware klim langs angstaanjagende afgronde n. Ik moest me goed concentreren om te voorkomen dat ik zou vallen. Zo alleen in de wildernis was ik me bewust van mijn kwetsbaarheid. Zonder kleerscheuren kwam ik boven en voelde mij apetrots dat ik een dergelijk klauterpartij nog altijd kon volbrengen.

Ook op deze kampeer-plaats trok een kudde schapen en geiten langs. Een  oude man was de  herder. Met veel geschreeuw dreef hij de kudde langs het stadje naar een vallei links van ons. We bevonden ons op een flinke hoogte dus zou het die nacht vast koud worden.

We spraken af dat de volgende bestemming in een warmere streek moest liggen. Het was die nacht inderdaad flink koud. In bed hadden we er geen last van, we hadden onze voorzorgmaatregelen getroffen. Gekleed in pyjama met er overheen een warm vest, een broek en sokken zorgden wij er voor dat we het lekker warm hadden. De volgende morgen gingen we al vroeg op weg. We volgden smalle kronkelende bergwegen in westelijke richting. Het omringende landschap was overweldigend mooi. We besloten richting Cordoba te rijden waardoor we langs Granada zouden komen. Daar bevind zich het wereldberoemde Alhambra. Dat konden we toch niet zomaar links laten liggen. Dus zochten we een camperplaats in de buurt van de grote stad Granada. Zo kwamen we terecht in Monachil en parkeerden er op een openbare parkeerplaats tussen auto’s en andere campers. Op internet zagen we dat we morgen pas terecht konden in het Alhambra. Dus gebruikten we onze tijd voor een leuke wandeling. We stonden naast een snelstromend riviertje en een paadje erlangs liep bergopwaarts. Dat volgden we.

We waren niet alleen, vele wandelaars kwamen we tegen op het glibberige pad. Het was weer eens een enerverende onderneming. Het ging van hoog naar laag, onder overhangende bomen door of over rotsblokken. Steile glibberige trapjes op of af, over gladde stenen en smalle beekjes. Zonder wandelstok waren we zeker in het riviertje beland dat wild naast ons stroomde. Uiteindelijk moesten we het rivierdal oversteken met behulp van een hangbrug.

Dat was eigenlijk een brug te ver voor Lief. Bibberend stak ze over. Van tegenliggers hoorden we dat verderop nog een dergelijk brug over-gestoken moest worden. Er was een alternatief, terug over de oever waar we inmiddels stonden.Dat bleek een prettig, ruim wandelpad te zijn. Vrolijk daalden we af. Onderweg troffen we een leuk terras waar we wat dronken. Helemaal tevreden bereikten we onze camper waar de poes Gerrit de wacht had gehouden. 

De volgende ochtend verlieten we Monachil om in de buurt van het Alhambra te parkeren. Als dat lukte zouden we kaartjes kopen om het Alhambra te gaan bewonderen. We vonden vlakbij een prima plek. Een parkeerplaats voor touringcars en campers. Op internet boekten we onze kaartjes. We mochten om twee uur binnenkomen. Er was een maximaal aantal aan de bezoekers gesteld door het Unesco om het erfgoed  te beschermen. Gewapend met een elektronische gids doorkruisten we het gehele complex. Er was zoveel te  zien dat we het haast niet konden behappen. Hele groepen onder leiding van gidsen sjokten door de tuinen en gebouwen. Ondanks alle wegbewijzering dreigden we regelmatig onder de voet te worden gelopen. Hielden we netjes rechts kregen we toch voortdurend verwijtende blikken. Ondanks dat genoten we van de pracht en praal uit vervlogen dagen. De ene tuin was nog schitterender dan de andere. Fonteinen en waterkanaaltjes zorgden tijdens warme dagen vast voor verkoeling. Daar hadden we op dat moment geen behoefte aan. Het was droog en de zon kwam af en toe te voorschijn, van hitte was geen sprake. Lief maakte foto’s zodra er geen mensen in beeld waren.  Dat was een bijna onmogelijke opgave. De vesting was indrukwekkend en de paleizen schitterend.

Vermoeid en voldaan keerden we terug naar onze mobiele woning, Gerrit en onze trouwe viervoeter. Lief ontdekte dat het overnachten op die plek erg kostbaar was. Na de flinke uitgave voor de kaartjes werd het allemaal een beetje te veel van het goede. We besloten terug te keren naar Monachil en daar de nacht door te brengen op de rustige gratis parkeerplaats. Al snel stonden we weer in het door hoge bergen omsloten stadje met in het midden de parkeerplaats. Het riviertje, dat het kleine dal precies in tweeën sneed, voerde inmiddels, als gevolg van de regen van afgelopen nacht, bruin water af. Na een bewolkte ochtend hadden we eindelijk weer eens een middag Spaanse zon.

De volgende morgen vertrokken we richting Cordoba. Daar gingen we een aantal mooie dingen bekijken. In de buurt van de stad had ik een camperplaats uitgezocht met allerhande voorzieningen die geheel gratis verstrekt werden. Goed en wel onderweg kregen we een paniekerig telefoontje. Er was een ernstig probleem in de familiekring ontstaan. Al snel koersten we op onze thuisbasis aan. Dat het tweeduizend kilometer ver rijden was deerde niet, het gas ging er op en de kilometers vlogen onder  ons karretje door. Aan het einde van de dag hadden we de eerste zeshonderd kilometer er op zitten. Nog maar viertienhonderd te gaan. We stopten op een camperplaats voor de overnachting. Die avond ontvingen we steeds betere berichten. De toestand bleek toch minder ernstig dan in eerste instantie gedacht. Inmiddels zaten we al in Noord-Spanje. De volgende ochtend werden de berichten nog gunstiger en besloten we de vakantie voort te zetten. We koersten richting de Oceaankust. De route naar de plek was bijzonder adembenemend. De weg slingerde tussen steile bergen naar boven en vervolgens steil naar beneden. Het was er prachtig. Wel wat smalletjes. We vonden een camperplek tussen de bergen waar we gebruik konden maken van de wasmachine en droger. Daar waren we ook wel aan toe. Die dag hadden we volop zon en was het zo aangenaam dat we eindelijk buiten konden zitten. We besloten de volgende dag richting Frans Baskenland te rijden om te kijken of de Franse zon wel thuis was. De Spaanse zon vertrouwden we niet meer.

We hadden een rustige nacht. De was was droog en daar gingen we weer. De tocht liep opnieuw tussen fraaie bergen door maar nu over een brede autoweg. We kregen een Lidl in het vizier waar we snel de voorraden konden aanvullen. Voort ging het richting de Franse grens. Lief ontdekte op haar telefoon een leuk plekje ergens bovenop een  berg. Daar koersten we op af. Het was een erg fraaie plek. Heel bekend bij wandelaars die daar hun auto achter lieten om over de bergpaden te zwerven. Zelfs een grote groep bejaarden kwamen omhoog geklauterd maar die werd even later met een touringcar weer afgevoerd. Het uitzicht was adembenemend.

Aan de ene kant de oceaan aan de andere het Spaanse land dat overging in de Pyreneeën. Goed was te zien hoe het land in noordelijke richting afboog met vaag in de verte de stad Biarritz. De zon deed zijn best maar de bewolking won uiteindelijk. De volgende morgen zouden we  dan echt de Franse zon gaan zoeken.

Tijdens de laatste nacht in Spanje regende het weer eens, dus was het een juiste beslissing om uit dat land te vertrekken. Nou dacht ik toch dat ik een gelukkige hand bij het zoeken naar leuke plekjes, maar het bleek dat Lief er veel beter in was. Ze liet mij rijden over eindeloze smalle weggetjes, de een nog smaller dan de ander, naar een plekje waar zich watermolen moest bevinden. Het bleek niet gewoon maar een watermolen, het was een paradijselijke plek. Een riviertje meanderde door de landerijen. Een stuw hield het water voor het molenkanaal op pijl. Een wandelpad langs dat kanaal liep van molen tot aan de waterinlaat. De molen stamde al uit de vijftiende  eeuw en was al drie generaties in het bezit van de familie van de molenaarsvrouw. We kregen een exclusieve rondleiding. Uitvoerig vertelde de molenaar ons hoe een en ander werkte. We waren erg onder de indruk van de eenvoud van de installatie. Wat geweldig simpel en effectief had men deze molen ooit gebouwd. Nog altijd maalde de molen mais tot meel. Het was geweldig leuk om dat te zien. Het verblijf op het terrein bij de molen was ook zeer aangenaam. Daarbij kwam ook nog eens dat de Franse zon haar best deed en het heerlijk warm was zodat we nog lang buiten konden zitten genieten van de rust. Die nacht, toen ik buiten kwam, was het aarde donker. Het was lang geleden dat ik zoiets meemaakte. Het was de volgende ochtend een warm afscheid van de molenaar. We hadden heerlijk kunnen slapen op zijn terrein.

De tocht naar de volgende slaapplaats was saai en langdurig. De lange termijn weersverwachting zag er niet goed uit. We besloten niet zo heel lang meer op reis te blijven. De volgende bestemming was een wijnboer in de Dordogne.

Daar was de ontvangst puur za-kelijk. We werden meteen achter-dochtig ondervraagd over ons lidmaatschap van France-Passion. We hadden alleen de gids als be-wijs, vorig jaar was ik de lidmaat-schapskaart kwijtgeraakt en had de sticker verkeerd op het raam geplakt waardoor die er afviel. We mochten bij Godsgratie een nacht gratis blijven. Maar water, douche of andere voorzieningen dienden vooraf betaald te worden. We hadden geen erg goed gevoel over deze plek maar trokken ons niets aan van de onvriendelijkheid en zaten heerlijk rustig in de zon naast de camper. Want die Franse zon deed wat er van verwacht mocht worden. Die was tenminste betrouwbaar. Jammer dat het over een dag of drie zou gaan regenen.

De ontvangst op de daaropvolgende bestemming was aanzienlijk vriendelijker. Gewapend met onze France-Passion gids ging ik de eigenaresse van de wijnboerderij begroeten. Dan was het tenminste meteen duidelijk dat wij een van die gratis overnachtende figuren waren. Ik was al jaren lid van die club en kon daardoor overal in Frankrijk bij boeren die lid waren van France-Passion gratis overnachten en een en ander aan de weet komen over hun bedrijf. Het was niet verplicht maar als je wilde kon je een of ander product bij hen kopen. Daar ging het de aangesloten boeren natuurlijk om. Deze keer ging ik bij wijze van uitzondering ook echt wat kopen.

In deze streek was ik vaker geweest en had er ooit een fles Pineau aangeschaft. Die drank was mij heel goed bevallen dus toen de eigenaresse mij vroeg of ik die avond wilde komen proeven reageerde ik direct positief.

 

Pineau

 

Ik proefde enkele soorten Pineau en kocht vier flessen van het heerlijke spul bij die aardige dame.

 

 Na een fijne wandeling door een mooi bossen een prima nachtrust trokken we verder naar het noorden. Deze keer gingen we naar een plek waar ik eerder geweest was. Het was een camperplaats op het verste uiteinde van Ile d’Oleron. Een zeer geliefde vakantiebestemming bij Fransen. De vorige keer dat ik daar stond ging ik vlak bij de  vuurtoren Moules-Frites eten. Dat had ik Lief al een keer verteld en nu wilde zij dat ook wel eens proeven. Dus liepen we de drie kilometer vlak langs de Atlantische-Oceaan naar de vuurtoren. Het was heerlijk weer en het waaide zachtjes uit het Zuiden. De oceaan was heel rustig, de branding rolde traag het kiezelstrand op.

 

 We konden ons haast niet voorstellen dat de vaak zo onstuimige golf van Biskaje zo rustig kon zijn. Aan het uiterste puntje van het eiland stond de vuurtoren. Daar liepen we hongerig en al vast watertandend het er naast gelegen dorpje in om de beloofde delicatesse te gaan verorberen. Tot onze grote frustratie waren alle horecagelegenheden op èèn terras na gesloten Daar verkochten ze alleen maar drankjes. Waren we daarvoor helemaal naar dit eiland gereisd en hadden we die  vijf kilometer ook nog voor niets gelopen? Lief was al een beetje moe en nu moesten we onverrichte zaken met een lege maag nog eens vijf kilometer terug lopen. Gelukkig wist ik een leuk wandelpad naar de camperplaats maar bij Lief kon er geen goed woord meer van af. Om lief in een betere stemming te krijgen zocht ik voor de volgende dag een heel mooie bestemming.

 

Martinière

 

We reden in Noordelijke richting. Rochefort en La Rochelle lieten we links liggen. Fort Boyard hoefde Lief ook niet te zien. We waren op weg naar een oude sluis in het kanaal de Martinière. De staanplaats was tegenover een oud stoomgemaal dat niet meer werkte maar wel bewonderd kon worden.

Het kanaal, zo las ik op een bord aan de oever, lag parallel aan de rivier de Loire. Vlakbij de monding van de rivier waren ondieptes ontstaan waardoor zeeschepen de stad Nantes niet meer konden bereiken. Dus groeven ze in tien jaar tijd een breed, vijf kilometer lang kanaal parallel aan de rivier. Via een sluis aan het begin en aan het einde van het kanaal konden de schepen zo de ondiepten in de rivier ontwijken en was de stad weer voor zeeschepen bereikbaar. Na verloop van tijd werden de schepen steeds groter. Er kwamen steeds betere baggermolens die in staat waren om de zandbanken weg te halen. Zodoende werd het kanaal overbodig en hadden de mensen alles voor niets gedaan. Vlakbij de sluis waar wij stonden lagen twee oude betonnen vrachtschepen. Tijdens de eerste wereldoorlog werden dergelijke schepen gebouwd. Ik kende die bouwmethode al. Zelf bouwde ik ooit een schip van Ferrocement, de opvolger van die betonbouwmethode. Lief was op Ile d’Oleron uitgewandeld, dus ging ik alleen op pad. De zon scheen en de vogels zongen. Het was opnieuw een zeer aangename dag. We hadden het al eens over naar huis gaan gehad maar daar had ik op dat moment helemaal geen behoefte aan. Het was zo’n prettige omgeving dat ik liever een paar dagen bleef. Daar kwam het niet van want Lief wilde de volgende ochtend verder.

Die ochtend reed Lief het liefst direct naar huis, de stal begon te lonken. Ik vond het veel te ver om in èèn ruk naar huis te rijden en koos een plek vierhonderd kilometer verderop dat niet zo ver van de route naar huis lag. Het weer was nog altijd aangenaam en de  kilometers verdwenen soepel onder de wielen door. Aan het einde van de middag bereikten we de bestemming. Tot onze teleurstelling waren alle plekjes, er waren er maar vier, bezet. Dus moesten we gaan zoeken naar een andere overnachtingsplaats. We aten snel een kom soep terwijl de camper langs de stoep stond. Plotseling besloten we naar huis te rijden. Het was nog maar driehonderd kilometer. We vertrokken vol gas. Het was inmiddels eind maart. Onderweg belde een dochter van Lief om te vertellen dat er in Nederland sneeuw verwacht werd. Ik geloofde er geen klap van, het was vast één April grap. Die nacht kwamen we thuis en sliepen voor het eerst sinds lange tijd in ons eigen bed. De volgende ochtend sneeuwde het en liet de zon het afweten.